Als weggebruikers worden we vaak geconfronteerd met veranderende weersomstandigheden die ons rijgedrag beïnvloeden, zoals zware regenval, storm, sneeuw of zelfs overstromingen. Ook periodes met dichte mist die in bepaalde omstandigheden onze wegen inpalmen, kunnen ons parten spelen. Elk jaar veroorzaken die weersomstandigheden honderden ongevallen, waarvan sommige met dodelijke afloop.
Bij mistig weer is het dus essentieel om de mistlichten (mistlampen) van het voertuig op correcte wijze te gebruiken.
Het nut van mistlichten
Bij dichte mist kunnen optische effecten uw zicht en het besturen van uw voertuig beïnvloeden. Mistlichten zijn ontworpen om te zorgen voor een betere veiligheid en zichtbaarheid (“goed zien en gezien worden”).
Mistlichten verminderen de lichtkring (het halo-effect) rond lichtbronnen (zoals bvb. dimlichten van andere auto’s), beperken het effect waarbij obstakels wazig worden en voorkomen dat de weg en bepaalde obstakels “visueel verdwijnen”.
Het gebruik van dimlichten alleen is niet voldoende om zich tegen die optische effecten te beschermen.
De mistlichten van het voertuig
Een voertuig moet achteraan uitgerust zijn met 1 of 2 rode mistlichten. Deze moeten aanwezig en operationeel zijn op alle auto’s, caravans, aanhangwagens, enz.
Steeds meer auto’s zijn ook uitgerust met mistlichten vooraan. Deze zijn echter niet verplicht.
De mistlichten mogen de dimlichten of de grootlichten vervangen, of gelijktijdig met deze lichten branden.
Het gebruik van de mistlichten wordt bepaald in artikel 30 van de wegcode.
Welke lichten moetn bij mist worden gebruikt?
Dimlichten: zodra het zicht niet goed is, moeten de dimlichten worden aangeschakeld. Dit is het geval bij verminderde natuurlijke lichtsterkte (als het donker begint te worden), maar ook bij mist, regen of sneeuw. In sommige landen moeten dimlichten altijd aangeschakeld worden, ongeacht het weer. Zie hieromtrent het artikel “Is rijden met autolichten aan verplicht?“
Mistlichten: Dimlichten en mistlichten moeten worden ingeschakeld bij zeer slecht zicht (minder dan 100m), dus ook bij dichte mist. De mistlichten vooraan zorgen voor een betere verlichting van de zijkant en het midden van de weg. De mistlichten achteraan maken u beter zichtbaar voor de automobilisten die u volgen.
Tip: op autosnelwegen is een afstand van 100m gelijk aan de afstand tussen twee lichtpalen, op secundaire wegen is dit de afstand tussen 4 lichtpalen.
Vanaf het ogenblik dat de zichtbaarheid opnieuw goed is, moet u uw mistlichten uitschakelen zodat u andere automobilisten niet zou verblinden.
Als het zicht minder dan 50 meter is, moet u niet alleen uw mistlichten gebruiken, maar ook uw snelheid aanpassen (tot maximaal 50 km/u) en uw veiligheidsafstand vergroten. Neem in dat geval niet het risico om andere weggebruikers in te halen. Dichte mist verhult obstakels, verhindert dat u gezien wordt en vervormt uw inschatting van afstanden. Houd rechts aan en volg het verkeer.
Let vooral op plaatsen waar dichte mist snel kan optrekken (bv. langs landwegen, in vochtige of beboste gebieden).
Vermijd de weg op te gaan als u zeker bent in een dikke mist te moeten rijden.
Pas ook op voor aanvriezende mist, die de gevaren van de mist combineert met die van een gladde weg! Wees in dit geval bijzonder waakzaam en voorzichtig.
Zeker niet doen
- Zet de grootlichten niet aan bij mist! Ze zullen een “witte muur” voor u optrekken. Grootlichten schijnen verder en hoger, terwijl het licht van mistlampen op de weg is gericht.
- Zet de mistachterlichten niet aan bij hevige regen: ze kunnen de auto’s die u volgen verblinden.
En bij sneeuwval?
Een zware sneeuwbui kan een soort “gordijn” of “sluier” vormen waardoor uw zicht sterk vermindert. Doe in dat geval naast uw dimlichten ook uw mistlichten aan om beter te kunnen zien en gezien te worden door andere weggebruikers.
Laatste tip: Is het weer zeer veranderlijk? Raadpleeg dan het weerbericht voordat u de weg opgaat.